175
bewogen, zonder richting of eigen wil — ze wist het, maar ze kon het vergeten. Ze kon het nalaten te eten, als ze verkoos: dan was ze met haar wil de macht van den honger meester —, ze kon een uur achtereen onbeweeglijk zitten, ze kon zes uur loopen als ze het zich voornam, ze kon koude lijden, ze leerde zonder kreten pijn doorstaan, hoewel ze van nature bijzonder kleinzeerig was —, en zonder dat iemand in haar geheele omgeving iets van dat verborgen doen bemerkte, gaf Heieen zich daaraan meer en meer over. Zij zelf wende gauw aan haar ontberingen en slaagde er in zich elk ding te beletten, anderen zagen haar als meer en meer eenvoudig, bescheiden en zelfbe-heerscht, doch Heieen misleidde met dat al zichzelf niet, minder nog dan ooit vond ze in zichzelf verdienste, of deelde ze de illusie van den Vrijen Wil. Het was in haar een verontrustend raadsel van dagen lang en van jaren her: ״kunnen wij willen of kunnen wij het niet? De inbeeldingen en zelfmisleidingen der menschen, voor wie ,,wil" de volvoering van lust, en ,,meening" de formule van hoop, belang en begeerte is, die een leer aanhangen omdat ze van hoop, belang, begeerte de verwerkelijking belooft, en nochtans wanen met vrijstaand inzicht te hebben gewild en gekozen, konden haar niet misleiden —, en toch kon zij noch in zichzelf, noch in anderen, zoo ze anders verkozen, de gebonden slaaf van elke luim des oogenbliks erkennen.... hoe was het toch?