i6i
en tegen elkander inpleitend, zoodat liet rumoer haar verbijsterde. Ze luisterde in den beginne gretig naar menschen met systemen en meeningen, want hun deftige rust en zelfgenoegzame zekerheid vermocht altijd weer opnieuw haar te imponeeren en vertrouwen te geven, dat die voor zichzelf een waarheid veroverd hadden, en ze las alles wat men haar te lezen gaf, en ze vond het meeste van wat men zeide en wat ze las evenzeer aannemelijk, en op dezelfde wijze aannemelijk als de regels van het kaartspel, dat haar was geleerd in het huis van haar oom, het een niet aannemelijker dan het ander, maar er was geen krachtig gevoel in haar, dat haar dreef, uit al dat subtiele maakwerk der hersenen het een boven het ander voor zichzelf te kiezen en tot richtsnoer te behouden. Het scheen haar altijd dat ze dan precies even goed met de oude vrouw te zamen Roomsch had kunnen worden. Toen Heieen nu zag, dat anderen wel het een boven het ander konden kiezen en behouden, leerde ze daaruit, dat menschen wanen te kiezen met hun oordeel, maar het in werkelijkheid doen met hun gevoel, zoodat elk hunner zoogezegde meeningen de formule wordt van wat ze hopen, droomen of wenschelijk achten —, volstrekt niets meer. De menschen, ondervraagd, ontkenden dat allen en allen even sterk, terwijl ze tegelijkertijd den stand van zaken blootlegden in hun eigen spreekwij ze die iemand zijn oordeel deed geven ״met redenen
Heieen. 11