XIO
zichzelf los te laten, ten einde niet bespot te zijn.
Doch het hielp haar niet, dat ze zorgvuldig zich verborg en bedwong, schuw en zwijgend kwam en ging en zich zoo klein mogelijk maakte, ze vervreemdde onweerhoudbaar van het gezin waarin ze leefde en ook haar eigen verlangen die menschen en hun genegenheid te winnen, verslapte gaandeweg —, wrevel en weerzin traden in de plaats en daaruit vormden zich bepaalde en vaste grieven.
Daar was de bitse gierigheid der beide nichtjes en haar kille liefdeloosheid. Kibbelen en twisten deden ze weinig, doch van wat ze bezaten, gunden ze elkaar het geringste niet om niet, alles moest precies geschat, geteld, verkocht en verkwanseld wezen. Ze liepen op straat de armen en ouden voorbij, onbewogen van hun hartbrekende blikken en heesch gesmeek. Toen Heieen het eens had gewaagd, daar ze het niet laten kon, een oude schooister in hun bijzijn en tegen hun bevel in, wat te geven, hadden ze den geheelen verderen dag niet tegen haar gesproken, aan tafel over haar heen gezien, haar vragen en blikken onbeantwoord gelaten, tot haar bitter verdriet. En ofschoon ze ditmaal niet twijfelde, maar zonder voorbehoud geloofde, dat zij gelijk had en de nichtjes ongelijk, waagde ze het toch nadien nimmermeer hen te trotseeren, maar in een benauwd voorgevoel vreesde ze het gevaar der zwakken, die naar liefde al te gretig zijn, dat ze, om