101
te beurt gevallen was, zonder dat ze het hadden nagejaagd. Vaak vroeg ze zich af, welke voorwaarden deze menschen toch wel aan het wegschenken van hun genegenheid verbinden mochten; dan zuchtte ze, beklemd en zwaar —, ze wist het eigenlijk niet, ze wist alleen, dat het haar wel heel moeilijk viel, die genegenheid te verwerven en ze dacht met schrijnende teleurstelling aan haar oude droomen van dapperheid, oprechtheid en trouw. Hier was het weer hetzelfde als op den avond van haar eerste feest, dat ze de oogen opsloeg naar volwassen gezichten en niets ontmoette dan koele blikken en stroeve lippen. En vaak greep een gevoel van schaamte haar beet, en nam ze zich voor die koelheid met koelheid te vergelden, maar ze kon het niet, en leed in eenzaamheid haar eenzaamheid en haar onmacht om altijd fier te wezen.
Ze had den nichtjes gevraagd om haar een kaartspel te leeren en niet gerust voor ze de ingewikkelde regels verstond en de bladen kon hanteeren, nu zat ze tusschen het bezoek in de verlichte en weelderige kamers, speelde mee en verbeeldde zich, dat ze gelukkig was en dat ze zich vermaakte, schoon een gestadig knagend gevoel van onlust en vage ongedurigheid binnen-in, haar zei dat ze niet gelukkig was en zich niet vermaakte. Werden de anderen vroolijk, dan trachtte ze daarin te deelen, doch ze gevoelde zelf wel het averechtsche van haar pogingen. Ze was zoo bang, verkeerde