dan een diepglinsterend spoor, dat stroomaf verloren gaat... en plotseling in de drift, is de snelheid van het water merkbaar en meetbaar geworden.
Voor onze laatste muntstukken hebben we daarna verse broodjes gekocht en van die sappige Salzburger peren, voor onderweg. Want is de trein op tijd, dan zijn we tegen halfzeven in München, de 'Karwendel' echter is zelden op tijd.
We zitten in de trein en staan nog op het station en zijn toch het land al uit. We bezitten immers geen duit meer van 's lands geld.
En nu rijden we en plotseling lijkt 'Frau Hitt' daar in de kim veel verder weg, ze hoort ons niet meer toe, ze is verleden, ze is al haast herinnering.
Ik denk aan de dag van onze aankomst en aan de nerveuze gretigheid die éérste ogenblikken, als het oog en de geest wel alles tegelijk zou willen bezitten.
We zijn de stad uit, we stijgen al. Ik sluit mijn ogen, mijn hoofd voel ik als een donkere doos vol beelden, vol prentjes, vol wemeling van kleuren, die draag ik mee naar huis. En welke van die beelden, van die prentjes zal uit eigen drift en kracht zich boven de andere voorrang nemen, als ik stil blijf en afwacht? Kijk... Fulpmes. Enkel omdat het pas gisteren was, enkel om die mijmeringen? Nee, want ik hoor het gerucht van zijn smidsen en het klappen van de zagerijtjes. En nu? Achen-see, blauwgroen tussen donkere, steile bergen, daar wachtten we op de boot naar Scholastika, en die goedige dikzak uit Lindau... die zien we ook nooit terug. Wat was het heet die dag, wat dronken we... plotseling dorst ik naar het ijskoude water uit de welletjes in het bos.
Ja, het was een mooie reis, een geslaagde reis. Waar ooit heb
77