NAAR HUIS
Het is voorbij, we gaan naar huis. Vanmorgen hebben we voor het laatst op het Hofgarten-terras een kop koffie gedronken, er waren geen andere bezoekers dan wij. Het regende, de fonteinen vingen in hun ruisen het regenruisen op, tussen de druipende hoge populieren, tussen de lage, langgerekte grijze muren der paleizen met hun rijen groenbeluikte ramen strekte zich de brede 'Rennweg' nagenoeg verlaten uit. Op het onoverdekte terrasdeel weerkaatsten de natte ijzeren tafels het door de vallende droppels verstoorde beeld van een heuvel vol grauwe nevels en troebel zilverlicht. Dwars tegen de berg, juist over 'Hungerburg' heen, lagen lange, smalle wolken als opgerolde dekens, maar 'Frau Hitt' stak erboven uit, achter haar stenen pluim dijde een stukje blauw gestadig. Dus zal het vanavond helder zijn, dus zal het hier vanavond vol mensen zitten, de klaterende muziek - potpourri's uit Zampa, Hugenoten, Faust! - zal de klaterende fonteinen overstemmen, alleen in de pauzen mogen ze, schuchter uit duister, de avondkout in het licht begeleiden. Vanavond... maar vanavond is dit alles verleden voor ons, vanavond zitten we hier uren ver vandaan, op de thuisreis, in München!
We zijn ook nog onder de arcaden door de Goethe-Stube langs gegaan en hebben afscheid genomen van de Inn, tussen zijn nevelige oevers schijnt hij één troebele, grijsgroene woeling van stompgeregende golven, men merkt geen voortgang, men ziet geen stroom... maar ineens duikt uit het duister onder een bruggeboog een vervaarlijke boomstronk te voorschijn, wie weet van hoe ver al meegesleurd... zie hem ijlen langs de basalten wal, zoeven pas in aantocht nu al voorbij, nu al niet meer
76