HUNGERBURG
Van 'Grünwalderhof bij voorbeeld hadden we eerder nooit gehoord — 'Hungerburg' kenden we al bij naam, voor we naar Innsbruck togen. Dit kenmerkt het als beziens- en bezoeks-waardigheid voor de vreemdeling. Het is dan ook wel een heel verschil. Op 'Grünwalderhof zetten gezellige boerinnetjes uw karnemelk voor u neer, hier wordt u door uitgestreken kelners uw thee gebra... ai, daar had ik mij haast versproken, ik meen natuurlijk geserveerd! Eén keer althans zal dit lieflijk modewoord in mijn relaasjes prijken, of men houdt mij voor onverbeterlijk oudmodisch.
Op 'Grünwalderhof zit men aan witgeschuurde tafels in het gras onder de bomen, op Hungerburg in het knerpend grind onder roodgeschilderde blikken parasols. De Tiroler burgerman, die met vrouw en kroost een middagje uit is - de zuigeling in de wagen mee, de kleine jongens uitgedost met morsjur-ken en jagershoeden! - hem treft ge op 'Hungerburg' niet aan. Waar zou de man het geld vandaan moeten halen? Naar Grünwalderhof kuiert hij op zijn gemak en het kost hem geen groschen, voor Hungerburg heeft hij het lang niet goedkope kabelspoortje nodig. Niet omdat het zo ver is, maar omdat het zo steil zich boven de stad verheft. Het is maar een pieterig lijntje; zwevend tussen hemel en aarde wordt u eerst over de Inn gevoerd, en dan lijkt het verder bijna rechtstandig naar boven te lopen, alsof het aan zijn angstig strak gespannen kabels tegen een lange ladder opgehesen werd, zodat u de oren suizen. Maar eenmaal boven... Hier triomfeert de dalbewoner over zijn kerker, hier vindt zijn oog de vrijheid en de ruimte, waarnaar elk mensenoog dorst. Onbegrensd is het uitzicht,
65