HOOG BEZOEK
Elke dag opnieuw is mij het eerste buitenkomen een feest. Het lijkt soms alsof die ogenblikken de verkwikking brengen, die de nacht mij te vaak onthoudt, zelfs nu in de vakantie, zelfs hier in de hoge lucht. Op zonnige dagen is het weerzien in de morgen al bijzonder plezierig. Hoe warm en welig staan de roomwitte muren, hoe monter kleuren er de bloemen tegen aan. De schoenmaker is met zijn gezellen al van vijf uur af aan de slag, tegen zessen daagt de leerjongen op, met zijn grote kuif en zijn guitig gezicht, en het is een komen en gaan, een lachen en grappen langs de buitentrap naar het balkon waar achter open deuren de vrouwen reeds aanstalten maken voor hun eerste maal. Fris klatert de bron en het houten baasje lacht. Overal in Tirol staan van die wachters en beschermers bij bronnen en wellen, bontbeschilderde houten poppen, een enkele keer een heilige of een held, doch meestal het een of andere oude ventje, jager of herder, zoals ze die in het klein te Fulpmes snijden uit blokjes licht hout.
De fruitvrouw kent ons al en knikt ons uit haar stalletje toe. Wat zal het zijn vandaag? Salzburger peren maar weer? Ja, boven een Salzburger peer gaat geen andere peer in de hele wereld. En daarbij... maar ik wil u niet tergen, in dit dure land, in deze dure tijd.
We eten ze op het bruggetje en kijken neer op het kristallen water, dat zich schuimend voortrept tussen walletjes van kruizemunt. En dit alles op geen halve minuut afstand van het hotel, ons bruine, brave Gasthof staat er middenin.
Vandaag is de morgen al bijzonder fleurig. Helder straalt de zon, er zeilt geen wolkje aan de lucht, scherp en vast staan
45