Daarnaast een Goethe in gesprek, maar dat tafereel werd wat groezelig en men weet niet recht: luistert Schiller of luistert Eckermann?
Die mensen daar boffen, gelijk wij zoeven boften. Een tafeltje is vrijgekomen, als valken schieten ze er op af. Voorop de puffende, dikke moeke - blouse in rok, hoedje op toetje -dan de puffende dikke pa, ten leste de poëtisch magere dochter.
Is dat meisje blindelings haar ouders gevolgd? Wist ze niet, waarheen ze toog? Men zou het denken, want plotseling staat ze pal als een zoutpilaar, haar gezicht glanst op, haar hand wijst extatisch naar de schone muurtaferelen...
'Ach seh doch mal...! Der Goethe!'
HAKENKREUZLER
Wij zeggen: swastika, zij zeggen: Hakenkreuz.
Wij hier kennen geen 'swastikers', zij daar kennen wèl 'Hakenkreuzler', en maar al te goed en maar al te vaak tot hun scha. Het zijn de uitgelezenen onder de mensen, die zich Ariër voelen en daarvan door het dragen van de swastika getuigen.
Want de swastika is immers het Oudindisch teken van goede gezindheid en geluk. Vrienden van Indische wijsheid zijn, ten onzent, vrienden van de swastika. Ginds, in Duitsland en nu ook in Oostenrijk, is het niet aldus. Hier pronkt met het Hakenkreuz, wie zich Ariër voelt, wie tot de bloem van het mensdom behoort, tot de besten, tot de vrienden, zoals Chamberlain ze het woord heeft leren vertalen.
38