de schemering wachtten op het uitgevlogen vriendinnenpaar. Hoe vol van zoete weemoed was de avond, vocht en loofreuk deden al wel de herfst voorvoelen, en we zaten op de bank en keken naar het geweldig grote huis, waar de lichten gaandeweg werden ontstoken.
Reeds zei ik het u, 'Schloss Elmau' is een unicum. Geen herstellingsoord en geen hotel en geen inrichting en geen kolonie, van al die dingen heeft het iets, doch het is vooral: zichzelf, het draagt de stempel van zijn stichter en zijn leider, dr. Johannes Müller, de 'praktische filosoof die vreugde met ernst wist te verzoenen. Ik had hem wel gaarne ontmoet, maar ik kwam als vreemde en werd maar nauwelijks binnengelaten, 'Schloss Elmau' is geen passantenoord.
We zaten op de bank onder een machtige beuk en we wachtten. Al meer lichten sprongen op in de eindeloze ramenrijen, in de kleine spitse toren, in kamers en zalen... al donkerder en vochter werd het buiten.
Toen plotseling kwam daar, het leek mij hoog uit het torentje te komen, door de van vochtig ruisen vervulde stilte, pianoklank naar mij toe. Op zichzelf niets ongewoons. Men hoort wel vaker muziek op reis, jengeldeunen uit rammelkasten, of overal en eeuwig dezelfde bostonritmen, alle dagen weer aan, in alle badplaatsen en alle kuuroorden van de 'beschaafde' wereld.
Dit was zo heel anders. Ernstig en vol zwollen de tonen, dan plotseling verhief zich als schroomvallig, de begeleide stem en zong... Het was een oud, ontroerend lied en het zwiepte de jaren weg, het zwiepte de afstand van tijd en van ruimte weg, en ik zag de stad, die ik wel zo heb bemind als de Eskimo zijn ijsschots, Amsterdam in late herfst... het Vondelpark... met zijn
33