aan haar kinderdromen, aan de beelden die lang geleden in haar werden gewekt door het bekijken van de plaatjes op de achterkant van beduimelde speelkaarten of door de vroege lectuur van een reisverslag door dominee M.A. Perk. Alleen als de werkelijkheid om haar heen in overeenstemming blijkt met die voorstellingen, voelt ze zich gelukkig, al zal aan het eind van de reis blijken dat ook de mooiste indrukken het niet halen bij die nooit vergeten fantasieën. Alles wat ze ervaart, brengt haar naar het eigen verleden terug; een treffend voorbeeld daarvan vinden we in het hoofdstuk 'Schloss Elmau', waar zij in de avond vol ongerustheid op haar twintigjarige dochter zit te wachten ('het uitgevlogen kind'). Plotseling hoort ze uit het kasteel een lied klinken dat de herinnering oproept aan Amsterdam in late" ,herfst, het Vondelpark, waar ze, luisterend aan het hek van een deftig huis, datzelfde lied (uit Eva weten we dat het Schumanns Mondnacht was) heeft horen spelen en zingen, toen ze nog jong en vol verwachting was. 'En al die verwachtingen leefden in de diepe pianoklank... stem én klank vloeiden ineen met het park op de achtergrond (..) vervaagd, vervloeid waren de grenzen tussen dat alles en mijn eigen ik.
Meer dan twintig jaar voorbij... en geen verwachtingen meer. Geen verwarde smachtingen meer... aan toekomst enkel wat in anderen berust, vol onzekerheid en bekommering om het al te ongewis bezit.'
Op het moment dat zij dit noteert is ze vijfenveertig jaar -en nu al ziet ze haar leven als voorbij. Maar haar creativiteit is nog niet uitgeblust: temidden van de vakantiegenoegens verlangt ze naar de herfst in Nederland, die haar inspireert tot schrijven, en waarin weldra haar laatste roman Eva zal ontstaan, het boek dat alle tegenstrijdige elementen van haar be-
8