Grote gebeurtenis
Het is hier niet meer de huiselijkheid van vroeger jaren, dat kan ook niet, de 'Europeanen' - schreef ik bijna, maar ik meen eigenlijk wat Jans noemt'Jullie soort' - zijn te talrijk geworden in deze kampong en kennen elkaar niet meer. Maar toen - en dat heb ik zelf nog meegemaakt - alle kinderen van de Gooise school kwamen schaatsenrijden op de kleine vijver op het buiten van een van die lieve, oude vrouwen, van wie men conservatisme verwacht en vergeven zou en die dan juist zo wonderbaarlijk modern van voelen en denken blijken... en onthaald werden op chocola en koek - het was een handvol en de hele Gooise school een onderonsje! - toen heerste hier iets van de geest der Indische buitenposten. In Deli heb ik het beleefd dat we na een wat verre fietstocht voor een - tropisch!! — onweer schuilen moesten in een van die kleine 'soosjes' zoals men ze trof op elke tabaksonderneming, met een inlandse mandoer als zetbaas en een voorraadje dranken en sigaren voor de Europese employé's zelf natuurlijk in de eerste plaats, maar óók voor de gaande en komende man. De vanzelfsprekendheid, waarmee die vriendelijke mandoer ons ontving en onthaalde, bewees dat het 'adat' was en over 'afrekenen' mocht in 't geheel niet, over bedanken nauwelijks gesproken worden.
Zie, alles hangt af van de stemming, waarin je de dingen bekijkt. Exaltatie van 'Indische gastvrijheid' prikkelt mij altijd tot tegenspraak en meedogenloze analyse. Inderdaad... men kan toch niet aannemen dat de Indische lucht van schriele Hollanders bijbelse tentbewoners, die voor mensen en engelen open tafel houden, maken zou? Op de bodem van lokale (Indische of Zuidafrikaanse) gastvrijheid ligt de noodzakelijkheid van wederzijds hulpbetoon, zij wortelt in het 'Do ut des'1. En zelfgenoegzaam vertoon zal, mij althans, altijd prikkelen dat te zeggen. Maar... men mag het wel
52-
1 Ik geef, opdat gij geven zult.