staart afhangend langs de schuine kant over de mollige witte sneeuw, een prachtig 'geval' van diepzwart en fonkelblank in de klare schijn van de hooggestegen maan. Er was iets griezelig demonisch in dit overal tegelijk zijn, dat aan zelfverdubbeling deed denken, tot we eindelijk op een nacht tot onze schade de waarheid ervoeren: het waren er twee.
Ik zeg dit nu maar zo doodkalm en ik vrees, dat u het wel evenzo doodkalm opnemen zult, o lezer, maar voor ons was het een geweldige morele schok, die we heus nog niet geheel te boven zijn! Indien we van één ding in onze voortreffelijke Minoe zeker waren, dan van haar onverwoestelijke monogamistische neigingen. Met welk een trots hebben we het al jaren overal rondverteld - als hadden wij zelf haar onderricht in de rechte huwelijksleer! - dat onze Minoe sinds haar volwassenheid zich slechts met deze ene kater heeft bemoeid ('pikzwart zonder een enkel wit haartje') en dat haar vijfendertig kinderen, over acht kraambedden verdeeld, kinderen van één vader zijn. Want men is dan wel modern, men behoudt zich het recht voor 'liefde' en 'trouw' vrijelijk te analyseren en te kritiseren in woord en geschrift, doch dat neemt niet weg, dat men toch altijd een zekere vertederde waardering voor ouderwetse deugdzaamheid bewaart...
Laat ik erover zwijgen. Het waren er twee, alweer een dierbare illusie was ons ontvallen.
Van dat ogenblik af waren we op gruwelijke katergevechten voorbereid. Let wel goed op, lezer! Ik zeg niet, dat we ze vreesden, niet dat we er ons op spitsten, niet dat we ze in gelaten kalmte afwachtten - raadpleeg voor het gevarieerde spel van onze hartstochten alsjeblieft uw eigene - ik vertel u alleen dat we voorzagen. Tussen haakjes: in een buitenhuis met ramen overal, met zwarte katten in een besneeuwde tuin, en kattemuziek allerwege, is het ondoenlijk de jongere gezinsleden buiten deze mysteriën te houden.
De dieren zitten vlak voor de deur, wat zeg ik, ze springen doodgemoedereerd door de ramen de gelijkvloerse slaapkamers bin-
47