werd toch de verleiding te machtig. In het spoor, voor geen geld, maar u weet het immers wel: de lange tram! Toch nog een heel ding, Matje kwam zelfs maar hoogst zelden zo ver als Laren. Ze kende geen gas en geen waterleiding, geen asfalt en geen auto's, geen trams en geen lunchrooms... maar ze kende elektrisch licht. Blaricum had, als vele kleine dorpen, een stadium overgeslagen: het was zo maar van de petroleum naar het elektrisch gesprongen. En juist vóór Matje's erf stond met zijn kop haast in de bomen zo'n lange slungel van een straatlantaarn. Die zomer, waarvan ik u eerder vertelde, was ons 'eendenboertje' nog een baby en dolgraag mocht hij tegen de avond, op de arm gezeten, bij die lantaarn staan wachten, tot ineens, niemand zag hoe, het lampje gloeide, en het groen dichtbij giftig-koper-fel, veraf somber-grauwig plotseling werd. Dat als uit eigen aandrang gaan gloeien van die lamp in hoge paal verwonderde de baby, maar Matje keek er niet naar. 't Stond er al zo lang! 't had een naam: 't heette 'Electra'...
Matje kwam, en we haalden haar met ons allen en reden haar in een auto naar huis. Dat was wel geweldig, groot, angstig. En doodsbenauwd stond haar gezicht, toen ze de trap op moest naar het bovenhuis, maar het ontspande zich, want ze zag dat we fatsoenlijke stoelen bezaten en in een fatsoenlijke woning huisden. Doch minder dan ooit blijkbaar begreep ze nu ons gedweep met de boerderij! Wel, we hadden zelfs een buffet met geslepen ruitjes, we hadden een piano, een canapé, en een schoorsteen vol fraaie zaken!
En Matje zag de Kalverstraat en ze zag de Bijenkorf en ze zag de trams, zonder paarden - en dat die trams óók 'Electra' waren, neen, dat klopte niet: 'Electra' was licht, palen en lampjes - en Matje zag een lunchroom en ze at er, tussen spiegels en ze wilde hebben 'wat het goedkoopste was', maar ze geloofde grif, dat in de stad een broodje evenveel als een biefstuk kost en dat ze dus evengoed een biefstuk als een broodje nemen kon en ze kreeg een biefstuk op haar bord, maar vond dat 'zund' en schoof er telkens een brok van op het mijne, als 'niemand het zag', met haar eigen vork, en mijn
34