zegt, daar is het jonge paar, een overgegeven middelpunt en achter hen knielen de vrouwen links en de mannen rechts en boven hen wordt aldoor klaarder het bonte kleurenlicht, tot het fonkelt en straalt - nu heeft buiten de zon de laatste misten opgelekt. Voor ons, die niet recht weten wat daar geschiedt, die zo ver weg zitten, is dit alles, het witte bewegen en het plechtige zingzeggen en het zilveren tinkelen en de muziek en boven onze hoofden heen de ongeschoolde stemmen uit de schemerige galerij - heel achterin, waar het koor verborgen zit - als een vreemd-verwarde droom... Maar het is uit, de priester gaat weg en de jongens gaan weg, en het bruidspaar gaat weg en de kaarsendover komt en het goudlicht is weg... en allemaal lopen ze, als in processie, naar een laag, smal deurtje toe.
We zijn naar voren gekomen, de oude vrouw heeft mij bij zich in de bank gewenkt en ik wachtte, zolang ze bad en nu dribbelen we maar mee, tussen de zwarte rokken, de witte kappen, de lakense buizen, de stijve petten, het deurtje in, een gangetje door... waar zullen we toch belanden? In een achterkamer staan we ineens, het licht is er koel, stoelen zijn langs de wanden geschaard, lange gele tafels ervoor en in de rij, één voor elke verwachte gast, witte koffiekopjes, nog leeg, maar met twee koekjes voor ieder op ieder schoteltje klaargelegd! Er wordt al druk gepraat, gedronken, gedampt, een jonge kapelaan, met rosse kuif, gaat met een open sigarenkistje rond en we vernemen dat dit, naar oud gebruik, traktatie is van de pastoor voor alle bruiloftsgasten. Maar net als we 't kopje naar de lippen willen heffen, daar staat de oude moeder in een deur verderop, haar fel oog heeft ons ras ontdekt, ze wenkt, ze wenkt ons naar de mooie kamer. Hier is het stil en zitten de oudere en de bijzonder geëerde gasten... en het jonge paar aan de ronde tafel, voor elk staan twee boterhammetjes met rookvlees, en ze eten al, want ze moesten, tot na het communiëren, nuchter blijven en de bordjes staan in kransjes witte bloemetjes, op het rode kleed gestrooid door de huishoudster van de pastoor, die zelf de koffie schenkt in dit
2.6