dan daarvoor, de kans waar om filosofie te bedrijven met voorbeelden-van-dichtbij, en kiest er de (socratische!) dialoogvorm voor. Haar filosofische stokpaardjes uit Prometheus en Hedendaags fetischisme zijn expliciet of impliciet in de columns aanwezig, zoals de distinctiedrift van de mens, de verwisseling van doel en middel, vooroordelen over vooruitgang en over man en vrouw. Hier en daar is goed te merken, dat ze als oudere vrouw en als moeder schrijft, aan wie de mentaliteit van de jongere generatie soms ontgaat. Wat moet ze denken van de nieuwe trends van de dag, waarmee haar zeventienjarige dochter Mopje en haar vriendinnen haar confronteren? Ze moet haar houding ten opzichte van jazz, shimmy en wielrennen bepalen. Haar afkeer tegen bepaalde facetten van de moderne tijd is voor haar belichaamd in de glitterende wereld van de filmster.
Carry van Bruggen verloochent in deze columns niet dat ze voor bepaalde waarden staat, voor eenvoud en soberheid, waarvan de herkomst terug te voeren is naar het provincialistische milieu waarin ze opgroeide. Wat dat betreft waren de Plattelandjes voor haar een confrontatie met en een op zoek gaan naar de verloren tijd van haar jeugd, zoals haar bundel Avontuurtjes, geschreven in dezelfde tijd als de Plattelandjes, een exploratie was van joodse elementen uit haar jeugd.
Het paradoxale en het boeiende van Carry van Bruggens persoonlijkheid als schrijfster is dat zij ondanks het soms sterk intellectuele karakter van haar oeuvre open blijft staan voor het gewone en 'natuurlijke'. In de Plattelandjes staan schitterende natuurbeschrijvingen, zoals Nescio ze schrijven kon, ontroerende observaties van dieren en mensen, vol milde humor en mededogen.
Carry van Bruggen heeft deze Plattelandjes gedurende vijf jaar, van 1921 tot 1926, in het Algemeen Handelsblad gepubliceerd, tot en met mei 1923 vrijwel wekelijks, daarna in frequentie teruglopend tot ongeveer eenmaal per maand. Meer dan eens verschenen
13