DE KLAS VAN TWAALF
,,]a, die hoge grijze houtzaagmolen.”
Even later roeiden ze weg over het glanzende water, tussen de groene oevers, onder een heldere hemel, die al koeler werd.
Sjoerd bleek een dapper roeiertje en Door kon gezellig met Jeltje zitten babbelen, onderwijl genietend in elke ademtocht van de zuivere, koele lucht. Ze vertelde van hun avontuur, van het onweer, van hun angst, van de griezelige stank en de kinderen luisterden met volle overgave. En in het andere schuitje praatte Nel honderd-uit met de nieuwe kennis, als kenden ze elkaar al jaren. Nu en dan klonk een lach over het stille, blanke water en dan keek soms een koe log-nieuwsgierig, dubbel-domme-lig na de opwinding en half in het riet verscholen, wie daar zo vroolijk lachen mocht. Zo roeiden ze, even vóór ,,De Pauw”, de hoek om en kwamen in het kalere, saaiere zijkanaal.
„Moeder staat al op de uitkijk,” zei Jeltje, „ze is zeker ongerust. Het is ook al bijna avond.”
„Hallo Nel! Zullen we maar niet meteen door naar huis gaan? We moeten van Dilleman af toch nog wel tien minuten lopen! En Dilleman zal niet weten waar we blijven!” Dilleman was de oude, knorrige schuitjesverhuur-der, die altijd woest werd als hij wachten moest.
Maar Dick boog zich achter Nel vandaan, zodat Door zijn lachend, door de avondzon beschenen gezicht kon zien.
„Eén ogenblikje! Even kennis maken met de familie. Het is nu toch „een gebroken achtermiddag”. jVan het grote, bruine schip af keken Bijlsma en zijn vrouw verbaasd naar het naderende groepje.
„Ze denken dat er een oorlogsvloot op ze af komt,” lachte Sjoerd.
Het was wel heel, heel gezellig in de kajuit, het rook er naar verse, sterke koffie en de besloten warmte deed ineens weldadig aan, na de koelte op het water en de vermoeienis. Een schaal vol krenten-boterhammen stond op
76