HET HUIS IN DE WILDERNIS
jongen zich naar haar en stak lachend zijn hand uit.
,,Ik heet Dick Muntendam. En wie zijn jullie?”
Ze noemden hun namen, wilden dadelijk in één adem alles vertellen.
,,Zeg, laten we alsjeblieft zo gauw mogelijk hier vandaan gaan. Want ik geloof niet, dat Livingstone bij de nikkers ooit zo’n stank heeft uitgestaan als jullie hier.”
O —, dat buiten-komen! Ze duizelden het eerste ogenblik van die overweldigende frisse zoetheid. Dat zuivere, dat vrije, dat eindeloos-ruime van water en lucht om je heen en land en bloemen en koeien en ver aan alle kant de wiekende molens in de milde, gouden gloed van late namiddagzon.
„O Nel....” fluisterde Door.... ,,Denk eens aan een gevangenis.... Een echte....”
„Kijk eens, Sjoerd! Hier hebben we twee verloste prinsessen.”
Het zusje heette Jeltje. Friese namen, Friese kinderen. Dick was geen echte Fries, maar wel woonde hij in hetzelfde stadje -—, zijn vader was er dominee, de hunne schipper. Schipper Bijlsma. En Dick reisde nu voor zijn vacantie een paar dagen mee, als logé, als „vrijwilliger”. Hij was juist in de vijfde klas van de H.B.S. gekomen. Dat wisten ze al allemaal, eer ze aan het water waren. „Floe moeten we nu met de schuitjes? Elk maar in zijn eigen?” vroeg Door.
Dicks gezicht betrok een beetje, hij keek Nel aan. Door zag het en zei haastig:
„Ik weet iets beters. Nel gaat met Dick en ik met Sjoerd en Jeltje?”
„Maar waar moeten jullie eigenlijk heen?”
„Natuurlijk terug naar ons schip. We hadden maar zo wat rondgeroeid. Maar het wordt nu kinderen-bedtijd.” „O zeg Nel, — dan hebben we straks dat schip zien liggen. Zo’n groot, bruin schip. In de vaart, een eindje voorbij „De Pauw”.”
„De Pauw”, is dat die molen?” vroeg Sjoerd.
75