DE KLAS VAN TWAALF
„Ik zie ze! Ik zie ze! Ze zijn al vlak bij!”
„Hallo! Hallo! Hulp! We zitten hier opgesloten.”
De harmonica zweeg. Een grote jongen, die had zitten roeien, liet de riemen zinken en keek verbaasd, zoekend op naar het vervallen huis. Zij wuifden door de nauwe ruitjes. Even nog zochten zijn ogen.... vonden.... en hij wuifde terug.
„Hij heeft ons gezien! Stil.... hij roept iets....”
„Wat is er.... wie zijn jullie.... waarom komen jullie er niet uit?”
„We kunnen niet. Er is alleen van buiten een knop. Je moet omlopen. Een klein achterdeurtje.”
„Ik ben in aantocht.”
Behalve de grote jongen zaten er nog twee kinderen in het schuitje; een jongen van een jaar of twaalf, die had zitten harmonica-spelen, en een wat kleiner meisje. De jongen had zijn harmonica al neergelegd en stuurde nu handig het schuitje in het riet, waar hij het vasthield met zijn beide stevige knuistjes. De grote jongen sprong aan wal. En de meisjes zagen nu, dat hij heel lang was en ook een lange broek droeg —, een jaar of zeventien moest hij wel zijn. Ze kenden hem niet, hadden hem nooit gezien. Zeker een vreemde....
Ze keerden zich van het raam en wachtten met kloppend hart. Ze hoorden hem draven door het natte gras.... nu hoorden ze een ogenblik niets, nu zocht hij op de grond de gevallen klink, ze hoorden hem morrelen.... nu ging het deurtje open, nu stapte hij in de gang, nu was hij in de kamer en plotseling leek de frisheid van water en gras, die hij met zich voerde, de stank te verjagen. „Stanley, onze koene redder!” riep Nel lachend en bijna huilend tegelijk. Ze hadden pas op school het verhaal van de grote Afrika-reiziger Livingstone gelezen. En.... hij
kende het blijkbaar ook! Want......Livingstone.... onze
moedige reiziger!” antwoordde hij prompt. En ze stonden tegenover elkaar en lachten en Door stond er een ogenblik een beetje vergeten bij, één ogenblik, dan keerde de
74