HET HUIS IN DE WILDERNIS
springveren achter kwasten in het hout! Drukte je op de juiste wijze je duim op zo’n kwast, dan werkte de springveer en er verscheen een verborgen paneel of een geheime wenteltrap....
Elke keer als Nel de proef nam, stond Door sidderend op een afstand te wachten, klaar om Nel op te vangen, indien ze door de krachtige schok mocht worden weggeslingerd, maar er gebeurde niets. De kwasten bleken doodnuchtere, onschuldige kwasten, de muffe kasten leeg en kaal, en nergens duidde een holle klank onder stap of klop op geheime gewelven of verborgen kelders.... „Zeg Nel....” vroeg Door dan plotseling, en keek haar vriendin opmerkzaam aan. „Wat heb jij ineens? Je ziet zo vreselijk bleek.”
„Ja,” erkende Nel. „Ik voel me niet erg lekker. Telkens zo draaierig en rillerig. Zo klam en zo gloeierig. Is het hier niet erg benauwd?” Ze bracht de hand aan het voorhoofd, het voelde vochtig.
„Om te stikken. Zullen we proberen een raam open te krijgen?”
Het lukte niet. Verlangend zagen ze door de stoffige ruitjes naar het frisse landschap, waterblauw, tintelend groen, zilver van wilgen, aftrekkende wolkenmassa’s, waartussen al grote plekken heldere, schoongewassen hemel, dartelende koeien, blij nu het noodweer week, maar de ramen zaten vastgeroest en ingeklemd, er was geen verwrikken aan.
De vruchteloze pogingen verhoogden hun benauwdheid. Door vooral had nu het gevoel dat ze stikken zou, als ze niet binnen vijf seconden lucht kreeg. Dan kwam Nel op een gedachte, waaraan ze meteen gevolg gaf, ze trok haar ene schoen uit en sloeg resoluut een paar ruitjes stuk. Het ging moeilijker dan ze had gedacht — als je naging hoe gauw je soms „per ongeluk” een ruit kon breken! — maar het lukte.... en o, die zaligheid. Om er de ogen bij te sluiten. Nu merkten ze pas in wat voor walgelijke atmosfeer ze geademd hadden. Ze dronken met open mond de
69