IN DE KNOEI
beter, alleen de punten te geven. Maar daarvan dan ook zo veel mogelijk.
Anna Doezer had nog geen woord gezegd. En Lien, hoe graag ze had gewild, hoe graag ze Nel, die ze hevig bewonderde, haar hele collectie „werkstukken” zou hebben aangeboden, Lien durfde ook niet anders dan zwijgen. Ze schoof ongemakkelijk heen en weer op de bank en v/ierp van tijd tot tijd een blik op haar nichtje, met een vuurrode kleur. Nu de hoofdzaak af gehandeld was en elk voor zich bedacht of besprak wat ze het beste missen kon, het liefste geven wou, terwijl Door zich als een vermoeid redenaar met zwierige gebaren voorhoofd en mond afwiste —, zei Anna eindelijk:
„Ik doe er in geen geval aan mee, en Lien doet er ook niet aan mee, al ben ik het wel een beetje met Anke eens in wat ze zegt van juffrouw Wind. Ik wil van nu af Nel elke dag een uur of een half uur helpen, dat ze de volgende drie maanden beter voor de dag kan komen. Ze gaat natuurlijk toch over.”
„Het is voor haar grootvader zo ellendig. Die zou het vreselijk vinden om nu weer bij de baas te moeten komen,” pleitte Anke. Ze pleitte eigenlijk óók voor zichzelf, ze voelde toch wel iets voor Anna’s houding.
„Dat had Nel dan vooraf maar moeten bedenken. Maar ik blijf bij mijn voorstel. Wat zeg je ervan, Nel?”
„Dank je hartelijk, hoor!” Nel trok een gezicht of ze een bedorven ei rook. „Ik wens het helemaal niet te leren. Ik zal grootvader wel vragen of ik privaatles mag nemen bij Betje Bruis, die woont vlak naast ons, ze is mank en ze heeft bijna geen geld, dan verdient die er ook nog een duitje aan. Dan laat ik haar natuurlijk alles afmaken, en dan is iedereen tevreden.”
„Ik geloof dat ik de trein hoor aankomen, Anna,” zei Lien. Liefst had ze maar dadelijk weg willen lopen. Ze zou er toch nog eens met Anna over spreken. Als nu zelfs Anke meedeed! Je kon toch ook te stipt-eerlijk zijn.
„Ja, de trein komt er aan. Ga je mee, Marie? ’
53