IN DE KNOEI
weest, smokkelt haar onder het naar de plaats gaan het een of ander reeds gekeurde „werkstuk” toe —, de ingebreide hiel, de ingemaasde teen, de ingenaaide ruit, de borstrok, de rolzoom, het poppenjongenshemd, het pop-penmeisjeshemd.... Maar laten we dat alsjeblieft vooraf goed afspreken, opdat ze niet met een dubbel stel van het ene en verstoken van het andere voor de rechterstoel verschijne.... Ik herzeg: verschijne....”
„Hé zeg,” riep er een van de tweede klas uit de andere hoek van de wachtkamer, „ben jij je alvast aan het oefenen voor het toneel?”
„Ga liever zitten, Door!” raadde Lea Schaap. „En praat niet zo hard. Het moet toch een geheim blijven.”
„Je hebt gelijk.”
Door ging zitten en legde het plan nog eens uit op gewone toon. Ze keken elkaar aan en voorlopig werd er gezwegen.
„Zeg nu alsjeblieft niet dat het „bedrog” is,” riep dan Door ineens geprikkeld. „Want dat weet ik natuurlijk zelf ook wel. Maar Nel moet geholpen worden. De baas is in staat haar van school te gooien, voor een poos tenminste, en dat mag ze de aandoenlijke ouden bij haar thuis niet aandoen. Ze belooft trouwens beterschap. Is het niet waar, Nel?”
„Dat nu niet precies,” lachte Nel. „Maar dit vraag ik natuurlijk alleen voor deze keer.”
„Van mij kan je met alle liefde wat krijgen,” begon Lea Schaap. „En van Lettie natuurlijk ook. Mijn ingenaaide ruit ziet er nogal schappelijk uit. De rest is niet veel zaaks.”
„Moeder heeft mij geholpen met die moeilijke gemaasde teen,” vertelde Marie Mol. „Daardoor is hij tamelijk goed uitgevallen. Die kun je krijgen, hoor, met alle genoegen.” „Mijn jongenshemd is dragelijk te noemen.” Dat zei Lettie.
„Ik vind het helemaal niet in de haak,” begon nu Anke
51