IN DE KNOEI
vloog, waarvan er één op een haartje Lien Doezer raakte en ze riep: „Stilte,” met een stem als van een dragonder, en Door had het katterige gevoel, dat ze het er niet bepaald beter op had gemaakt voor haar vriendin. Dadelijk na schooltijd was juffrouw Wind naar de directeur gegaan en de volgende dag werd Nels grootvader weer ontboden. Nel moest veel strenger worden aangepakt, en die malle nonsens van drama’s schrijven moest „met wortel en tak” worden uitgeroeid. Grootvader had maar niet veel antwoord gegeven, maar ’s avonds hadden hij en grootmoeder met Nel over de zaak gesproken, en de „aandoenlijke ouden” waren aandoenlijker dan ooit geweest, maar van haar ononverwinnelijke afkeer tegen zoompjes rollen en ruitjes inzetten hadden ze toch eigenlijk minder dan Bloemhofje begrepen, die nog wel zelf les in handwerken gaf!
Sindsdien had Nel voor de leut maar zo’n beetje meegedaan in de klas. Omdat de hele school zo vreselijk achter was geraakt door al het verzuimen in juffrouw Bloemhofs ziekte, kregen ze nu grote taken mee naar huis. Op de les werd dan alles maar even aangegeven, thuis moest het worden afgewerkt.
Nel ademde weer ruimer. Dat was een ongedachte uitkomst! Was haar „werkstuk” eenmaal thuis, dan keek ze er niet meer naar om, maar slingerde het vol afgrijzen in de een of andere verborgen hoek. De „aandoenlijke ouden” merkten daarvan niets; juffrouw Bloemhof had nooit werk mee naar huis gegeven. Ze had de rapportcijfers ook maar zo’n beetje „op de tast” vastgesteld.
En zo leek dan alles nogal mee te vallen. Door Siegenbeek had al een paar keer gezegd: „Ook deze soep wordt niet zo heet gegeten als dezelve is opgedaan!” Wel herinnerde Wind zo nu en dan aan de plicht om de „werkstukken” thuis behoorlijk te voltooien, en vroeg zo in ’t algemeen of dat ook wel gebeurde, maar ze scheen met min-of-meer vage antwoorden genoegen te nemen.
En zo kwakkelde de winter voorbij -— het „Wind-
47