DE KLAS VAN TWAALF
„Mijn naailap.... o, die bestaat nog wel, maar net als een regenwurm.... ziet u....”
„Als een.... regenwurm?!”
„Ja, juffrouw! Ik heb hem in stukjes geknipt en elk deel leeft nu zijn eigen leven. Dat doen regenwurmen toch ook? Ik heb er onder andere een inktlap van, hij zuigt zo lekker op. Ook bloed! En ik snij me nogal eens in mijn vinger, want ik ben bar onhandig.”
Sommigen hadden het onder dat gesprek haast op haar zenuwen gekregen van het lachen, vooral natuurlijk Door Siegenbeek en Lien Doezer, maar ook Anke en Jeanne hadden zich niet goed kunnen houden. Zelfs Gien was helemaal losgekomen en Anna Doezer was het met de beste wil niet gelukt streng te kijken. Juffrouw Wind had over haar hele gezicht een kleur als een baksteen gekregen, waardoor haar ogen nog blauwer schenen. „Bepaald spookachtig,” zei Nel later, en toen ze weer geluid kon geven had ze gevraagd:
„En vond juffrouw Bloemhof dat maar allemaal goed?” Toen had Nel gevoeld, dat ze eigenlijk te ver was gegaan, in haar overmoed, tegenover juffrouw Bloemhof, en ze had maar zo’n beetje haar schouders opgehaald. Maar Door Siegenbeek was ineens overeind in de bank gaan staan en had het woord genomen en was aan het uitweiden geslagen over Nels prachtige opstellen en dat ze later drama’s zou schrijven, waarin zij, Door, dan de hoofdrol te spelen zou krijgen, terwijl de hele school natuurlijk gratis naar de schouwburg zou gaan, en dat ze dat allemaal lang en breed met juffrouw Bloemhof hadden besproken en dat juffrouw Bloemhof zich heel erg voor Nel en haar toekomst interesseerde, en zo ratelde ze maar aan één stuk door, zodat juffrouw Wind er een tijdlang geen speld tussen kon krijgen, maar toen de een na de ander weer begon te proesten en Nel, die als boetvaardige zondares voor de klas stond, ineens in de lach schoot, omdat Door zo krankzinnig deed, sloeg ze ineens zó woest met een liniaal op tafel, dat het ding aan stukken
46