DE KERSEN EN HET SCHIMMETJE
kon immers niet! Tine was overspannen, in de war, door de schrik, door de pijn. En wat zag ze bleek en wat transpireerde ze vreselijk! Ze hadden toch moeten doorzetten en een rijtuig nemen....
,,Je moet maar niet te veel bij ons rondkijken,” zei Tine ineens hees, de hand aan de schel. ,,Moeder is.... moeder is vaak moe.... moeder is eigenlijk meer.... een kunstenares.... het huishouden doe ik... maar ik kan niet altijd....”
Ze brak plotseling af, haar mond bleef half open, haar ogen tuurden in angstig luisteren....
De scheefhangende, groezel-grauwe gordijnen bewogen hevig heen en weer, een jongen stampte en schreeuwde, een vrouwestem krijste er dreigend tegenin:
„Naar de kelder, zeg ik je! Naar de kelder.... dadelijk naar de kelder....”
Meubels bonsden en bonkten, er viel iets rinkelend aan scherven en eer ze het wist had Tine met een wanhopige ruk aan de bel getrokken. Plotseling viel nu de stilte en even later werd in een vaart de deur achteruit wagenwijd opengerukt en een grote, stevige vrouw met rossige piekharen en boze ogen in een opgewonden gezicht stond op de drempel.
„Zo, ben je daar eindelijk! ’t Werd tijd.” Dan ineens zag ze Anke staan.
„En u, komt u voor mijnheer? Komt u voor pianoles?” „Neen mevouw, ik breng Tine even thuis.”
De uitdrukking op het verhitte gezicht werd plotseling wat vriendelijker, ze keek Anke opmerkzaam aan, en streek zich werktuigelijk de haren van het voorhoofd. „Tine heeft bij ons haar pols gebroken.”
„Wat vertelt u daar?”
Idaastig ging ze de meisjes voor, het duffe, benauwde gangetje door, de woonkamer in, waar het brandend-heet was en bedompt in schel, kwellend middaglicht. Een jongen van een jaar of zes staarde met grote, in tranen zwemmende bruine ogen zijn zusje en het vreemde meisje
35