HOOFDSTUK II.
DE KERSEN EN HET SCHIMMETJEVOOR de wijd-open tuindeuren stroomden de geuren van rozen en heliotroop en vermengden zich met die van de koffie, de jasmijn en de aardbeien op de fleurige, frisse koffietafel. De kersen konden zich in die symphonie van geuren niet mengen, maar ze straalden des te verlokkender, midden op het glanzend witte tafellaken, in hun gekleurde porceleinen schaal. Ze straalden zó verlokkend, dat de lange, blonde Frits er niet afblijven kon, ofschoon het bordje voor hem op tafel al vol lag met pitten en stelen. Elke keer opnieuw ging zijn lange, pezige hand van de schaal naar zijn mond en hij zuchtte: „Dat is zo ellendig met kersen, dat je niet ophouden kunt. Feitelijk zitten ze me tot hier en toch kan ik het niet laten.” ,,Wat echt onaesthetisch”, berispte Emmy en sprak het mooie woord zo voorzichtig en zo nuffig uit dat Frits luidkeels lachte: „Waar haalt de bandiet de woorden vandaan! Onaesthetisch! Hoe komt de trots in een varken!”
Hij telde dan ook al negentien jaren en was al bijna
21