DE KLAS VAN TWAALF
hè.... even in de zon, in de bloemengeur, even je armen uitslaan, je voeten warm stampen, je mond open doen, lopen, praten, lachen.... En ze was al overeind...
Maar daar keek Anna om en zag haar toeleg, en haar ogen zeiden: „Niet doen!” Haar ogen waarschuwden: „Liever nóg eens overlezen!” Haar ogen maanden: „Je bent het verplicht tegenover je oom, tegenover mijn vader. Hij wil niet alleen dat we slagen, hij wil, dat we goed slagen.” En Lien onderwierp zich met een zucht, wierp een blik door het raam, doopte nog eens in en begon „De Kermis” voor de vierde maal over te lezen. Ze was nu langzamerhand wee van haar eigen gebazel —, liefst had ze het hele saaie relaas verscheurd, het leek haar nu nauwelijks nog een viertje waard. Maar stil, daar stond warempel nog „vindt-je” met „dt.” Altijd datzelfde struikelblok. Weg, overtollige t! Ziezo.... als ze nu zakte, zou tenminste niemand kunnen zeggen dat het haar eigen schuld was...
20