HET EXAMEN
En o, zie toch dat vlammen van tulpen, gele en rode, op hoge, glanzende stelen wiegend in stralend lentegras —, en o, ruik toch dat zoete, dat de hele lucht vervullende zoete, dat kruidige vochtige zoete van hyacinthen, een heel perk vol hyacinthen, hoog en rond als een troon boven het gras, witte en gele, rode en paarse.... fris als vochtig, en die luwe wind, die de geuren draagt.... en o, het lijkt wel Mei en je kunt nauwelijks geloven dat je in zulk weer examen moet gaan doen....
Och, was het eigenlijk maar liever donker, druilerig weer geweest, dat je niet aldoor in de verzoeking kon komen het examen te vergeten! Zo dacht Lien en ze had ineens het malle gevoel, of Examen een levend wezen was, een soort monster, dat zich over dat vergeten wel eens verraderlijk zou kunnen wreken. Daarom wilde ze het nu ook niet meer vergeten en bleef ze er krampachtig aan denken, totdat ze — het was weer verbazend, zoals Anna het zonder haperen vond, terwijl ze er toch maar ééns waren geweest! — totdat ze eindelijk het gebouw hadden bereikt.
Het stond er loodgrijs en kil achter op het brede plein, in de koude schaduwhelft. Over de warme zonhelft drentelden wachtend de meisjes, bij tweeën of in groepjes. Een lang meisje stond er tegen het hek geleund, met een open "boek, een kleintje in het rood stond geduldig naast haar te wachten. ,Wie nu nog niet klaar is, die komt zeker niet meer klaar,” meende Anna, met een blik op het meisje. En Lien zuchtte. Het scheen haar toe of ze zelf niets, letterlijk niets, van welk vak dan ook, meer wist. Maar ze durfde het niet zeggen.
Een heer kwam het plein op, in zwarte jas, zwarte hoed, het hoofd tussen de schouders weggetrokken, een zwarte portefeuille onder de arm. Hij liep of hij alleen was, keek nors voor zich uit, groette geen mens, beklom de blauwe stoep en verdween in het schoolgebouw. En nu.... en nu.... neen, maar, dat was al te gek.... nu leek de voorgevel zelf ineens in een nors stug gezicht, in zijn gezicht, veranderd!
3