Prometheus

Titel
Prometheus

Jaar
1919

Druk
1946

Overig
2ed 1946

Pagina's
624



op haar opgroeien in het ouderlijk huis te Zaandam, waarheen het gezin reeds spoedig verhuisde. Caroline wordt opgeleid tot onderwijzeres; Jacob Israël studeert rechten. M.aar er is een vreemde drift in de broer en in de zuster, een merkwaardige spanning in hun temperament, waardoor hun lot werd afgebogen van de normale levensloop van kinderen uit een kleinburgerlijk-joods milieu in een Noordhollands dorp. facob Israël schreef enige inferieure romans en werd bekeerd tot het zionisme. In 1914 publiceerde hij zijn ,,Libertijnsche liederen", gevolgd door ,,Het Joodsche Lied" (1915, 2e deel 1921), „Liederen" (1917) en „Kwatrijnen" (1924). Hij reisde enige malen naar Palestina en werd daar in 1924 vermoord. Zijn homosexuele aanleg was algemeen bekend, maar of de moord een politieke, dan wel een passionele was, is nimmer vastgesteld. Zijn gedichten waren ongelijk van waarde, maar doortrokken van vurigheid en al de tragiek van zijn overtuiging en aanleg. Het leven van Caroline verliep aanvankelijk kalmer dan het zijne. Zij trouwde met de journalistschrijver Kees van Bruggen en publiceerde met een opmerkelijk talent voor de in die dagen gebruikelijke, naturalistische vormgeving een aantal novellen en romans. Van een reis naar Indië bracht zij enige tropische verhalen mee *). .Maar met haar autobiografische roman „Heieen" (1913) en het daarbij behorende „Enkele bladen uit Helene's dagboek" "") deed zij verslag van een bezinning op problemen en van een met volledige inzet gevoerd zelfonderzoek, waardoor zij zich van haar romanschrijvende collega's in Nederland ging onderscheiden. In „Een Coquette Vrouw" (1916) legde zij op weinig aantrekkelijke wijze haar mislukt huwelijksleven bloot. Ook de romans „Om de kinderen" en „Uit het leven van een denkende Vrouw" behoren tot deze zwakke periode, waarin zij soms het pseudoniem Justine Abbing gebruikte. Zij was inmiddels gescheiden en hertrouwd met de kunsthistoricus Dr. A. Pit. Tijdens de eerste wereldoorlog, in dezelfde tijd, dat zij zulke zwakke romans publiceerde, werkte zij aan haar filosofische essay „Prometheus". Eerst na het verschijnen van dit boek schreef zij haar beste verhalend proza, „Het Huisje aan de Sloot" (1921) en de verhalenbundels „Avontuurtjes" (1922) en „Vier Jaargetijden" (1924). Aansluitend bij „Prometheus" verschenen de essays „De Zelfvermomming des Absoluten" (1921) en „Hedendaagsch Fetischisme" (1925), waarin zij het thema van „Prometheus" nader heeft uitgewerkt en toegepast.

°) 'n Badreisje in de Tropen (1909), Goenong Djati (1909). °c) Oorspronkelijk verschenen in het weekblad De Samenleving (1910-'11), afzonderlijk gepubliceerd in 1919 en later toegevoegd aan de 2e druk van ,,Heieen".

VIII

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.