maar weer neer, en ook Jozef, die zat te lezen onder de lamp, richtte even 't hoofd op en keek naar Daantje, die rustig voortging met 't leer en van z'n les.
״Hoor je me niet?" herhaalde de vader, harder.
״Ik....? Hebt-u 't tegen mij?" vroeg nu Daan, verbaasd.
״Tegen wie anders?" bromde de vader, ״'k Vroeg of je nog wat hebt na te kijken voor den Opperrabbijn voor de inspectie."
De jongen verbleekte, een kille rilling streek neer langs z'n slapen.
״Moet ik daar.... moet ik daar óók heen?"
״Of jij daar ook naartoe moet? En waarom niet? Of ben jij soms al barmitswo geweest?"
״Ik dacht.... ik dacht____ Och vader____ dat
kan ik toch niet...." Hij zweeg even. ״Vader, ik wil daar niet heen."
Jozef keek verschrikt op en beurtelings zijn broer en zijn vader aan. Hij had nog nooit ״ik wil" tegen zijn vader gezegd.
Het was suizend stil in de warme kamer. Bij de tafel hield de moeder, verschrikt neergebogen over haar kous, den adem in. Ze voelde plotseling en met felle zekerheid dat er naast den wil van den vader, die onverstoord en onaangetast tot dusver het gezinsleven had beheerscht, eensklaps een andere wil was opgestaan en d?t die wil zou groeien en dan niet altijd met machtsuiting en geweld meer te bukken of te breken zou zijn.
De slag, waarmee vaders vuist na een paar seconden stilte neerbonkte op de tafel, deed haar van-nieuws opschrikken.
״Jij gaat naar school, Zondag, kwaje aap van een jongen. Wou jij over je vader den baas spelen? Dat in der eeuwigheid niet! En nou zeg ik je dit, dat je geen keer meer het Joodsche school overslaat, dat je
55