had zoo vurig gehoopt, dat het ditmaal waar mocht wezen....
Maar géén vreemdeling, die hongerig en dorstig ommedwaalde, was ingetreden, de gastvrij-geopende deur binnen, en de kinderen waren allemaal teleurgesteld geweest....
Hoe zouden ze hem onthaald hebben en verzorgd, die dien avond zou gekomen zijn! Want hun verteederde hartjes waren nu overvol medelijden met de ellendige broederen, die ze verstrooid wisten ״tot in de vier uithoeken der Aarde".
Ze zongen nu den tel-zang en den zang van het Lam met luide stem en schitterende oogen. En de moeder, die zoo moê was, zag toe, met haar ver-teederd-blijen lach en de vader schonk ten laatsten male den wijn en vulde voor den Messias den zilveren kiddisj-beker, dien hij dekte met een brok matse.
De nacht, de seidernacht, die door alle eeuwen heen vol geheim en vol verwachting is, de nacht, waarin de Engelen des Doods en des Vredes omme-waren, de nacht was nu begonnen....
III.
Ze hadden niet steeds in het winkeltje gewoond, ze woonden er zelfs nog niet lang. Grootvader Lehren, al vele jaren dood, had zijn eenigen zoon een welvarende zaak nagelaten, waaruit hij zelf altijd een ruim bestaan had geput, en de moeder van goede, orthodox-Joodsche familie — één van haar grootvaders was in een Poolsche stad Opperrabbijn geweest en had daar een grooten roep genoten om zijn geleerdheid en vooral om zijn wondere zienersgaven — de moeder had wat geld ten huwelijk meegebracht, kostbare gouden en zilveren sieraden en veel
De Verlatene 2
17