״Ik heb geen kippekuur ׳—, als ik mij ontstemd voel, omdat je mij krenkt en het zelf niet eens merkt."
״Weer wat nieuws! Ik heb Hare Majesteit gekrenkt. En zónder dat ik het weet. Maar mij dunkt, dan is alle schuld toch buitengesloten."
״Dat je altijd even lomp bent, dat je zoo'n onhoffelijke vlegel bent . . . ." verder kwam ze niet, haar stem smoorde in drift, haar adem stokte.
„Mensch, je bent niet goed. Ga naar je bed en slaap je roes uit. Je bent van streek, je bent giftig, omdat je niet naar je zin de „interessante schrijfster hebt kunnen spelen voor dat onnoozele schaap, dat hier zooeven zat."
Ze voelde het bloed naar haar hoofd stijgen, benauwd kloppen in haar keel, het zweet brak haar uit, een gloeiende prikkeling voer haar over de huid, overal, haar oogen brandden —, ze moest iets doen, ze wilde iets doen, ze kon niet anders dan haar drift in een gewelddaad ontladen —, ze greep met twee handen een zware stoel en smakte die tegen den muur.
Hij wierp zijn krant op tafel en sprong op.
„Ben je heelemaal stapeldol geworden ?" Hij nam de stoel op, onderzocht met deskundig oog aan alle kanten of er niets aan gebroken was, klopte en wrikte en bracht hem weer op zijn plaats.
„Gaat het nog lang zoo door ?" Het klonk weer kalm en schamper.
Bleek en zwaar ademend leunde Ina tegen den muur.
„Het is maar dat ik het weet, zie je —, dan kan ik bijtijds maken dat ik wegkom." Het klonk nu zakelijk luchtig, zonder een zweem van sarrend opzet.
„Ik zal wel gaan." Haar stem klonk gebroken en dof, ze liep als plotseling verflauwd de kamer uit en knakte boven op haar bed ineen.
En zoodra de felle drift bedaard was en toen ze bekwam uit de halve verdooving van het eerste oogenblik .—, toen lag ze gespannen luisterend in de stilte van het huis, afwachtend met van oogenblik tot oogenblik benauwder hartebonzen, of daar beneden geen stoel nog verschoof, of geen deur nog kraakte, of hij nog niet komen zou, om verzoening te zoeken. De ellendige onvree, de kwellende disharmonie — zij hier ontredderd en levenszat boven, hij beneden onbewogen.—■ hing rondom haar in de lucht die ze ademde en maakte haar ziek, evenals de wanklank van een orkest van valsch-strijkende violen haar ziek zou hebben gemaakt. Nu de minuten ver-
64