dacht Ina, die haar gadesloeg en ze voelde een scherpe pijn om de oude, bittere herinnering —, zoo groot en mooi en rustig en sprekend met kalm gezag, dan had ze haar kunnen dienen haar leven lang zonder schade aan haar eigen trots, want dat was immers waarnaar ze haakte, te mogen vereeren en dienen zonder schade aan haar eigen trots.
Het gevoel van kilte en leege verlatenheid was heen —, het scheen als had haar hart zich opgericht en klopte van kracht en verwachting, als gloeide het leven voller en sterker in haar op. Ze zat stil en schijnbaar rustig in het gesprek der anderen over hun eigen aangelegenheden, waarvan ze niet op de hoogte was en waaraan ze geen deel kon nemen —, maar langzaam aan begon ze onrustig te worden en van minuut tot minuut steeg die onrust. Het was als ving er binnen in haar iets aan te trillen, uit de kern van haar wezen vandaan door al haar leden heen, en tot buiten haar zelf, en naar de ander toe, als om die ander te bereiken, te omvatten en te omvangen, naar zich toe te halen, aan zich te binden, om er één mede te zijn —, het was als een stroom van warme onrust en zoet verlangen, zoodat ze niet stil zitten kon, zoodat ze van binnen uit werd gedrongen, gedwongen, op te staan, te bewegen, iets te doen dat de aandacht moest trekken van haar die dit in haar had opgewekt en contact scheppen tusschen hen-beiden —, ze voelde ook een schrijnend zoet verlangen haar wèl te doen en haar zacht en nederig te dienen. Ze stond op en nam het leege theekopje en vroeg haar met een teederen blik, een lach zonder woorden, of ze het weer vullen mocht —׳, de ander knikte haar toestemming en lachte vluchtig —, en ze bracht haar het volle kopje, reikte het haar met een fijn, vleiend beweginkje en voelde zich over haar stoel geleund, alsof ze de page was van een mooie koningin en eeredienst verrichtte; haar hart klopte zacht en vol, ze hield haar een schaaltje met zoetigheid voor en lachte in haar oogen en bedwong maar mét moeite een vreemden drang, als een trekken in haar hart, over haar schouder heen haar eigen wang even tegen den zachtbruinen, donzig-blozenden wang van de andere te vleien, maar ze bleef achter haar stoel en blies haar zacht, heel zacht even in den nek tusschen de losse, krieuwende haren. De ander, in haar ernstig gesprek gestoord, keek om —, en lachte even, maar wat bevreemd en wat gedwongen als tegen een zonderling, lastig kind.
ïna voelde het onmiddellijk en sloop beschaamd, plotseling
verslagen naar haar stoel terug. Maar een oogenblik later
25