wijk stond in stijf beleefd gesprek met Ben Beelaerts en mevrouw.
'Heel aardig, zeker maar mij te hoekig. Ik hou meer van wat voller en bloeiender voor een vrouw.'
Reina's lippen bewogen even, als proefde ze een bonbon, haar blos werd weer voller onder neergeslagen ogen en terwijl ze zich naar Gu Velsing keerde, wisselden oom Everard en Beelaerts een lachje en een knipoog. De compagnon was breder van schouders, lomper van bouw, sloffer in zijn kleren, maar ook gemoedelijker en van huis uit vrolijker dan oom Everard; de vrolijkheid raakte evenwel gaandeweg opgeteerd in het dagelijks gezelschap van mevrouw Beelaerts, die na een bijna vijfentwintigjarig huwelijksleven nog altijd de sfeer om zich droeg van haar vaders huis: christelijk-historisch en deftig, maar verarmd en verkaald en van die nood een deugd makend tegenover alles wat opgewekt was en welgedaan. De stugge en als wan-trouwig-teruggetrokken Ben aardde naar zijn moeder, hij studeerde theologie en zou later een kans wagen in de politiek, naar de oude traditie van zijn moeders geslacht.
'Van wie is dat portret?' Marian voegde zich bij de groep en het deed haar even pijn, dat oom Everard, haar opmerkend, ineens weer tien jaar ouder scheen.
'Mijn beste vriendin, Welmoet Steffens, zó'n bijzondere vrouw, zó'n intelligente vrouw,' prees Reina. Gu Velsing, bezig het portret te bezien, haastte zich het aan Marianne te geven. -'Ga gerust je gang..., ik krijg het zo meteen nog wel' - en ze zag neer op een fijn, smal gezicht, een mond, half-smartelijk, halfironisch, de grote donkere, wijd-opengeslagen ogen van een die peinst en zoekt -, het boeide en ontroerde haar wonderbaarlijk, als staarde ze plotseling in een ziel, nauw aan haar eigene verknocht.
'Ze is een weduwe... en ze houdt lezingen, ze verdient voor zich en haar zoontje heel alleen het brood...'
'Dat is mooi,' vond tante Clara, die er bij gekomen was, hartelijk.
'Waarover spreekt ze?'
'O, precies weet ik 't niet, maar ze is heel filosofisch...'
27