'Mijn gewone dracht, die plooisels,' tante Clara knipperde even de ogen achter de bril om dat 'schattig' op haar toegepast. Marianne wist dat Reina haar wat overstelpte met veel bezoek en overdadige hartelijkheid - ze was de dochter van een heel oude vriendin, en pas hier komen wonen—, maar nu ineens voelde ze dat tante het wel prettig vond ook. Werd er eigenlijk wel ooit veel notitie van tante genomen? Oom Everard overschitter-de haar overal, met alles. Een gestudeerd man, een man van de praktijk, deftig-welgesteld en toch niet 'poenig-rijk', zoals Evert het noemde, steunpilaar van de ene grote en verschillende kleine maatschappijen, daarbij, als hij wilde, een zeer onderhoudend causeur. En nooit, nooit, dacht Marianne ineens, zou hij tante eens een gelegenheid geven, nooit eens haar naar voren schuiven. Wel makkelijk voor de man, die 'Plaats van de Vrouw'.
'Is Lotje er al om open te doen, tantetje?'
Haar toon moest ongewoon-zacht geklonken hebben, want tante Clara, van nature gevoelig voor nuancen van stem en bedoeling, en bovendien getraind door oom Everards humeuren, die geraden en ontzien wilde zijn, nog voor hun eerste uiting, antwoordde:
'Ja, lieverd, ze is juist gekomen. En als jullie nu goedvindt, ga ik nog even rustig achter zitten, anders ben ik zo geagiteerd als de mensen komen.'
Anders vindt oom niemand als hij beneden komt, dacht Marianne, maar ze wist het ditmaal vóór zich te houden.
'Hè, Marian, als jij dan nog een paar van die lupinen zou willen plukken?' Ze begreep dat Reina even alleen wilde zijn om zonder stoornis de boeketten te moderniseren, ze had haar daarbij eigenlijk zo weinig te zeggen. Even later bracht ze de lupinen, wat van dezelfde als-beslagen-blauwe en ook een paar vaal-violette, in zonderlinge kronkelingen vergroeid, met toppen als bleke kaarsevlammen.
'Kun je deze gebruiken? En dan moet 'k even nog mijn handen gaan wassen, 'k heb er wat schuim van bladluisjes aan gekregen.'
In 't naar bovengaan begon ze plotseling, zonder merkbare
25