Uit het leven van een denkende vrouw

Titel
Uit het leven van een denkende vrouw

Jaar
1920

Druk
1985

Overig
herdr 1985

Pagina's
181



en plotseling als daareven, maar altijd toch vielen die zachte kracht en dat warme vertrouwen van haar af, zodra ze haar woning betrad, waar ze was het nichtje-in-huis, onder de voogdij van Everard van Doude — lid van de firma Van Doude en Bee-laerts - en het 'wei-aardige' zusje van de knappe student Evert van Doude. In de eerste tijd van haar kennismaking met Instede had het haar geërgerd en verontrust, dat anderen haar zó 'maken en breken' konden, zo maar weer ontnemen, wat ze door hem bezat, dat anderen haar gevoelens, haar bestaan, haar zijn, door hun gevoelens, hun bestaan, hun zijn zo algeheel bepaalden - en toen Instede in die tijd naar Da vos was gegaan om zijn enige dochter te bezoeken, had ze dit alles, dat haar zo benauwde, het verwarrend resultaat van zelfonderzoek en zelfbetwijfeling, in een lange brief tot hem uitgesproken.

En hij had haar gerustgesteld. Het was, had hij uiteengezet, volkomen redelijk en natuurlijk dat zij zich nu nog aan haar om-wereld realiseerde, en wat ze in Evert en de anderen zozeer benijdde, die schijn van zelfverzekerdheid, dat was juist het tegendeel en het spotbeeld van datgene waarvoor zij het hield: zich-zelf-zijn! Neen, Evert en zijn vrienden waren juist zichzelve niet — doch rondom hen stonden de algemene dogma's, de overal geldende stelligheden waarin ze zonder vragen geloofden en opgingen, onverbrekelijk vast opgetrokken, daaraan spiegelden ze zich, daaraan ontleenden ze hun bestaan, daaruit waren hun persoonlijkheden - die dus eigenlijk onpersoonlijkheden moesten heten - opgebouwd, en dat was het geheim van hun twijfelloos optreden en hun feilloos aplomb —, maar Marianne zou wel dwaas doen hun dat te benijden! Zij zou het voorzeker moeilijker hebben, maar dan ook zou zij in waarheid eenmaal zichzelve zijn. Niet uit algemene dogma's en blind-aanvaarde gangbaarheden, maar uit haar eigen wezens kern zou zij dan haar omwe-reld om zich leren opbouwen — doch daartoe moest ze eerst die diepste kern van zichzelf in zelfkennis hebben blootgelegd, en daar wachtte de arbeid allerzwaarst, allermoeizaamst, daarin weerstreefde elke mens zichzelf het felst - en aan die omwereld -uit haar eigen ik gegroeid - zich altijd door wijzigen en ze zou leren, in dat altijd-door anders zijn het ware zichzelf-zijn te her-

12

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.