22
,,Joum Hasjisji . . . !”
(De winkelbel rinkelt luid en lang, ook gestommel en luid geweld, de oude man Iaat het glas vallen, hel valt op de tafel leeg en op de grond aan scherven, vliegt woedend naar de deur. rukt die open) Dcruit . . . deruit . . . tuig dat jullie bent . . . wie geeft jullie het recht om me hier te komen tergen in me eigen huis? ... ’k ben alleen . . . ’k ben oud. . . en m’n vrouw is doodziek (dreigend) Jullie vermoordt haar . . . jullie doet haar den dood aan . . . laat ons met rust ... we vieren feest en wc hinderen niemand . . . fgebet, gelach, gestommel) M'n winkel uit, schurftige honden! Wat doe jullie? . . . dieven . . . dieven, . . . roof jullie me m’n boeltje weg? . . . goed . . . goed . . . haal maar weg, ’t komt er voor mij niet meer op aan! (plotseling zacht, overredend) Toe ga jullie nu naar buis, gaan jullie nu rustig naar huis . . . andere week zal ik jullie verkoopen ... ga dan nu naar huis ... ’t is boos weer, ’t regent en het waait ... en het is laat ... ga naar bed, ga slapen. . . laat me met vree. . . (ineens woedend (Lach jullie me uit? Ellendelingen . . . tuig!! Geef me mijn kinderen weer . . . geef me mijn kinderen weer die jullie me hebt afgenomen. . . jullie hebt mij oud gemaakt vóór mijn tijd . . . jullie hebt mijn vrouw ziek gemaakt f woedender) Lach niet . . . lach niet . . . m’n huis uit . . . ’k wil baas zijn . . . ’k wil Seider vieren . . . (Gebet, gestommel, gelach, de oude man sluit de deur. Hij wankelt naar de tafel, wischt zich hijgend het voorhoofd af; als hij het bemorste kleed ziet, de omgevallen flesch en de verzakte schotel, begint hij te snikken. Daarna bukt hij zich op den grond, kruipend op handen en knieën om scherven op te rapen. Die brengt hij in de kast, neemt daaruit een ander glas,