haar handen genomen, hem moederlijk, bijna plechtig op het voorhoofd gekust en ״lieve, lieve jongen" gezegd.
Van dien dag af was hun verhouding voortdurend inniger geworden, tot hij haar eenmaal op zijn kamer wachtende had gevonden, toen hij thuis kwam, wachtende en schreiende... Haarman had ״allesontdekt" en was woedend jaloersch geworden en had in razernij een van haar mooiste teekeningen verscheurd. Maar zoo verliefd was hij toch niet geweest en zoo verbluft ook niet, of hij had haar gevraagd, wat dat ״alles" dan wel mocht zijn en wat er te ontdekken viel. En toen die hartstochtelijke ontboezeming. Had hij dan nog niet gevoeld, dat zij hem, hem alleen liefhad, dat ze haar man verfoeide, den kleinen geest, die haar miskende, die alleen aan zijn eigen werk dacht en zelfs daarvoor geen edele eerzucht had, enkel maar voor de markt werkte... ja, voor geld! O, dat ze hem ooit had getrouwd! Neen, haar man was geen idealist en zij kon niet gelukkig wezen dan alleen in een sfeer van idealisme. Zij was het ook zelf, idealist! Idealisme alleen inspireerde haar, dan pas konden er superieure kunstwerken uit haar geboren worden, hij 'alleen, onbedorven en jong, hij zou haar tot het hoogste kunnen opvoeren!
Bevend van geluk had hij naar haar
.69