Een uur later waren ze thuis om te ontbijten, de zon stond al hoog en alles had zijn morgenfrischheid bijkans afgelegd. In Feenstra was iets toegesloten, dat zich niet openen zou voor den anderen morgen.
Uit de voorgalerij trad hun een onverwachte gast tegemoet, de dokter. Hij had zich verlaat in het hospitaal en was nu maar even komen aanwippen om te ontbijten.
Hij zat als altijd vol praatjes en pret. De wereld was hem een schouwtobneel, waar hij zich eeuwig vermaakte en altijd zou blijven vermaken, beweerde hij, zoolang er nog maar twee menschen met hem leefden, om voor hem de kunstenmakerij van hun bestaan te vertoonen.
Hij merkte alles op en was meedoogenloos in zijn spot, die ook eigen-ik heelemaal niet spaarde, vol beweeglijken ijver, dwepend met Shaw en op zijn manier een vrouwenhater.
״In lang niet gezien ... gezellig je weer eens hier te hebben. Veel werk aan den winkel?"
Ze zaten aan met goeden eetlust en spraken middelerwijl over den gezondheidstoestand op de eigen onderneming en elders in de buurt.
״Gisteravond bij de Van Till's geweest" begon dan de dokter, het zakelijk gesprek meteen afsluitend.
.21