het ordenen, zoals ze soms op regenachtige Sabbath-middagen dooreengegooide dikke boeken ordenen, voor tijdverdrijf j een lang geen onplezierige bezigheid. Of nog anders... ze wil er een vertelling van maken... zo een waarin je over jezelf denkt als 'zij' en 'haar', en medelijden hebt met jezelf, en jezelf bewondert... dat doet ze vaak, van wat gebeurd is of van wat gebeuren kan, en maar goed dat geen ander erachter kan komen, je wist je niet te bergen, zoals ze lachen zouden!
Ze gooit zich om op de rag, de ogen half gesloten tegen het hemellicht, half open naar de sloten en de zijden, zilveren huppels van het gras, en in haar lijf zwelt prettig de vertelling, want ze weet nu eigenlijk alweer alles, en wat 'zij' deed, wie doet het 'haar' na? Nu helemaal teruggaan tot het begin. Het begin ligt in de middag van de dag dat Oudshoorn het krantje bracht. Kijk... daar verschijnt het voor haar ogeri op het gras, zoals het die dag lag op tafel, vierkant gevouwen in zijn smalle band van glad papier, en nog helemaal een geheim. Dat moet het blijven tot Vader thuiskomt, want Vader alleen mag brieven en kranten openmaken. Ook vandaag... en nu te weten dat vandaag de krant 'bevat', wat verleden week werd beloofd: het 'Officiële Feestprogram' en dat het nu eindelijk zal blijken, wat er wel en wat er niet gebeuren gaat van het vele dat iedereen vertelt en dat onmogelijk op één dag plaats zou kunnen vinden. Kijk... 'plaats vinden' of gebeuren... dat is hetzelfde als 'een plaats vinden' in de uitgestrektheid, in de uren van zo'n dag.
55