schril, bliksemsnel heen en weer te vliegen, het is overal tegelijk, zó vindt ze het vlak naast haar oor als voor het grijpen en dan ineens is het weer ver weg en boort de diepten der ruimten in... ze moest nog maar wat slapen, het slapen lokt zo zoet.
En ze laat zich weer neer... maar nu lijkt de aarde haar geen rust meer te gunnen en duwt haar af en geeft niet mee... Overeind! En ze zit... en nu is het net of alles golft, of het zwalpend op en neer beweegt, die verre molen zwaaide uit de horizon omhoog, in bochten zwieren de blauwe, zilveren sloten... haar ogen zijn aldoor even open en even dicht, ze tranen, ze voelen zwaar, ze kunnen de heftige slagen van het licht nog niet verduren, en alles is veel te wijd voor wie pas wakker wordt.
Maar wat is er dan toch ook allemaal? Hoe komt ze eigenlijk hier? Wat... gebeurden al die dingen dan vanmorgen pas? Heeft ze vandaag de zeilschepen gezien bij 'De Waakzaamheid', heeft ze op de steiger gestaan... is ze door het dorp naar hier gekomen? Als uit diepten van langgeleden stijgt het stampen van de olieslagerij, het 'roffelen met omfloerste trom' naar haar op... hoorde ze dat wezenlijk voor een uur of wat — voor misschien nog korter terug? Maar dan weet zè ook ineens weer alles... dan is daarginds het feest... dan is het gedeeltelijk al voorbij-Zoals een kraan, die je langzaam opendraait... eerst verschijnt het water bij druppels, maar dan al sneller, al heftiger tot de harde, zware, woeste straal je bijna de baas is,... maar neen, zó wil ze het niet. Ze wil
54