in, en er zit een doos met lepeltjes iri, en elke keer opnieuw is het mogelijk dat je thuiskomt met het theeblad, met de wekker of de lepeltjes... en daarom zijn ze dan zo blij als Vader het goedvindt dat ze bij Kuiper gaan, en voelen de hele weg die mogelijkheid en praten nergens anders over... En denk eens aan, zo is het morgen huis aan huis. Je weet immers nooit vooraf wat je krijgt. Je belt aan bij de rijkelui, en je geeft je lijst aan de meid — maar je bus houd je altijd bij je, heeft mijnheer Spijer uitgelegd - en nu kan het zijn dat ze plotseling voor je staat met een rijksdaalder in haar hand. Die gaat in een zakje, en dat draagt van de twee degene die de bus niet draagt, een׳ rijksdaalder!
Of... of... het kan altijd, het is evenmin onmogelijk als dat je bij Kuiper de wekker winnen zou... een gouden tientje! Bijvoorbeeld van iemand die van medelijden geen raad meer weten zou en een heel gouden tientje geven. En dan moet het zó uitkomen, dat zij beidjes dat treffen, dat die ontzaglijke rijke, die van medelijden de kluts is kwijtgeraakt, woont in de wijk, die de heren van het bestuur hun tweetjes aanwijzen zullen! Dan, als het vier uur is, je zware bus en je zware zak naar Sjoel, naar de kerkekamer te dragen, waar de heren wachten bij een kop koffie voor henzelf en met de appels en de vijgen, die je krijgt, als het tellen is afgelopen, en de lijsten met de zakken vergeleken zijn, of je niets hebt verloren, en geen wisselgeld te veel of te weinig teruggegeven — want het is nog een héél oppassen, en een héle verantwoordelijkheid! — en kijk,
37