in meel.
Kan het zijn, dat iedereen op het plein nu plotseling stilhoudt en stilzwijgt om naar hem te kijken, de mensen als strakke, zwarte poppetjes op de zon, de kooplui achter hun karren als roerloze figuurtjes... en hij het enige dat beweegt, hij alleen schrijdt tussen hen door... doch kijk je toe, dan zie je ogen en hoofden bewegen om hem te volgen, om de zeldzame gruwel, die hij draagt, om de zeldzame gruwel die hij is: een levend mens wie gewelddadig de tong werd uitgereten! Maar daar komt Vader aan met hun eigen gast, die al bijna familie lijkt, na de nacht onder hunzelfde dak, achter hem lopen de jongens aan weerszijden van mijnheer Spijer. Wat een lange snorren heeft die mijnheer Spijer toch! Als krammen steken ze ter weerszijden van zijn grote, kromme neus, een heel eind buiten zijn rode wangen uit. Ze hebben het druk, en het schijnt iets te zijn, dat zij ook mag weten, want ze wenken haar!
'Hoor eens, wat mijnheer Spijer vertelt, hoor eens wat er gebeuren zal!'
Ze gaat naast ze en luistert en ziet haar schoenen onder zich stappen... morgen zal de Joodse school gesloten blijven, de hele zondag zal er collecte zijn! Langs alle huizen, met lijsten en bussen, lijsten voor de rijken, bussen voor de gewone mensen. Want op de lijsten mogen alleen de grote sommen, de guldens en de rijksdaalders, komen, ze worden vanavond in orde gemaakt en Vader zal er een stuk voor schrijven. En alle kinderen van de kille...
34