tong? Bij alles hoort je tong, bij alles voel je immers je tong, zo gauw je erop let.
Daar zwelt hij nu weer naar haar wangen en maakt haar mond tot stikkens vol... Och tong, wees nu toch rustig, lig toch stil in mijn mond, houd je nu eens even achterwege. Jarenlang heb ik niet geweten dat ik je had, dat je bestond, nu leef je als een raar dik diertje midden in mijn mond... en laat je geen ogenblik vergeten, je spookt zo benauwd en zo rusteloos rond of mijn mond veel te klein voor je is... of je er gevangen bent en vrij wou zijn... je maakt mij schier misselijk en ik zou nog wel eens in je kunnen stikken... Ijzig en warm is haar voorhoofd tegelijk. 'Heb je vanavond niets om te lezen?' 'O ja, gelukkig wel!'
Ze is al op, ze staat al bij de blauwe zak en stroopt er het bruine boek uit bloot, met rukken, want het is zo dik en groot. Het is het dikste en mooiste boek uit de hele bibliotheek op school, de hele klas vocht erom, en ze heeft er een volle maand op moeten wachten. Ze komt met het boek tegen haar borst naar de tafel terug... een boek is een uitkomst, is een redding, want zo klein als het daar nu tussen haar arm en haar jurk zit geklemd, is het niettemin een hele wereld, vol mensen, een wereld waarin je wegvluchten kunt, als het leven je in je eigen wereld te saai is, of te zwaar valt, zoals nu. Je slaat het open... en er openen zich landen, die dorpen, steden, kastelen dragen —, en bergen, waar rivieren af stromen naar het meer -, er ontsluiten zich huizen en je treedt ze binnen, en er bevinden
25