boeken, ontmoet en bewonderd had.
Dan inenen zag hij, opkijkend, Frans Mensingh aankomen. Z'n gezicht zag vergenoegd blozend onder grijswollen muts en met z'n handen in de zakken van korte jekker reed-ie, los-luchtigjes, wat blufferig om z'n mooie brede streek, de tocht af, tot waar de banken stonden en Theo zat met Juultje. Dan met schrille kriskras, dat z'n schaats diep ingleufde 't ijs, 't blinkend wit poeier wegstoof uit scherpe voor, zwenkte hij öm, merkte ineens de twee op de bank en z'n blik werd spottend-verbaasd. Hij zei 'n kort-luchtig 'bonjour' naar Theo, greep voor Juultje met gewoonte-gebaar van wèl-opgevoede jongen naar z'n muts, reed dan weer heen. Theo keek 'm na, met 'n lichte ontstemming. Nou wist vanavond op toneelrepetitie de hele club 't... hij kende Frans... 't was 'n klèts... Zou je Nel horen! Maar dadelijk erop was hij boos om z'n eigen ontstemming, schaamde zich voor 't meisje naast 'm. Hij zou haar waarachtig wel 's méér ontmoeten... na vandaag... ze mochten 't allemaal weten, hoor...
'Willen we nog 's proberen?'
'Liever niet,' antwoordde Juultje... "k moest maar naar huis gaan... 't wordt anders te laat.'
'Dan breng ik je,' zei Theo, besloten opstaande.
'Och nee,' weerde 't meisje af, zacht, 'doe dat maar niet... Je hebt zelf nog haast niet gereden. En 'k woon immers vlak bij.'
'Goed dan,' gaf hij dadelijk toe... 'dan zal 'k even je schaatsen afbinden.'
Weer bukte hij z'n ene knie in 't stro en ze volgde 't bewegen van z'n handen, als hij de knellende banden losstrikte. Dan vroeg Theo ineens, 't hoofd oplichtend naar Juultje, 'n beetje beschroomd-onhandig...
'Zeg, kom je morgen weer...?'
'n Gelukschok doortintelde 't kind. Nu vroeg hij 't, nu vroeg hij 't dan, wat ze zo heel stilletjes in zichzelf gehoopt had dat hij vragen zou. En diep-rood overbloosd haar gezichtje, zag ze 'm aan, de ogen in onbewuste verrukking.
Theo ving die reine, dankbare blik en 't ontroerde hem vreemd. En zonder 't te willen of te weten beiden, bleven
86