genoeg leuke meisjes op school... dan is Nel tevreden en je hèb 'r veel meer an. Kan 't je nou zoveel schelen, dat Jodinnetje?'
Tranen brandden naar boven achter Theo's oogleden, en meteen voelde hij felle woede tegen Frans, die dat daar zo minachtend-kalmpjes zei. Maar z'n toorn bedwong hij en van z'n teer voelen voor Juultje kon z'n jonge schuchterheid niet getuigen.
"t Kan 'm natuurlijk schelen,' antwoordde Ru voor hem... 'nee zeg, ik zou 't niet begonnen zijn, maar als je nou eenmaal... Wat zei Nel eigenlijk?'
'Dat ze d'r uitlachten op school... d'r ermee plaagden. .. Til Wessels nog wél... en allemaal van dat gezanik.'
Z'n stem was schor-toornig, lam vond-ie 't, nou alweer erover te moeten praten.
'Je hebt zeker met 'r afgesproken voor straks...?' raadde Frans.
'Ja... ze is pas ziek geweest. Nou moet ze veel wandelen... dan stuurt d'r ma haar met die ouwe Kee van hen... die weet 'r alles van en die laat 'r dan alleen gaan...'
'Met 'n mèid,' spotte Frans, 'waarom gaat ze niet met 'n vriendinnetje?'
'Die heeft ze immers niet,' antwoordde hij, bitter en heftig... 'zij gaat niet om met die minne Jodenkinderen hier... en hoe de anderen zijn, dat weet je... Til Wessels en Greet en die lieve Nel...'
Ze waren nu de stad uit en 'n eind al de landweg ingewandeld. Duisternis kwam langzaam aanzweven over de weiden... in de verte pinkelden bleekjes, in brede omzwaai, de lichten langs de spoordijk, flauw-geel in 't nog niet gans verscheiden daglicht. Van héél uit de verte, waar avondrood al ontluisterd was tot onbestemd-getinte luchtvegen, kwam 'n trein aan... fluitend zwak-hoor-baar maar scherp-schel...; in de stilte aannaderde snel 't ratel-bonzend geluid, doorknarst van gril wielgeknerp, waar de baan bochtte...
'n Enkele vroege koe bevolkte 't grasland rondomme, eenzaam in de wijdte. Koel woei de wind aan.
'Willen we maar naar huis gaan...?' stelde Ru
80