'Waarom niet?' zou-die dan vragen. En hij dan weer, want zó was immers vaders bevel: 'omdat 'k 'n Jood ben, meester...'
Daar kwam nu ook 't verdriet bij van z'n kleine, povere ijdelheid... z'n leesbeurt bedorven, z'n leesbeurt, waarop-ie zich gewoonlijk de dag te voren al verheugde '... omdat־ie zo mooi las en daarvoor wel's 'n pluimpje kreeg van de meester. Ach, het was z'n vreugde, dat enkele tevredenheids-woordje, dat 'm voor 'n momentje zich de meerdere dee voelen van de anderen. Dat was nu ook weg...
Hevig schrok hij op. Niek van Roojen had al gelezen... Onder 't gespannen kijken van de jongen krabbelde de meester wat in z'n cahier en dat gaf meteen 'n heel licht gedruis van even-verademen, hoofd-wenden, verzitten-gaan in de bank. Uit een andere klasse dreunde 'n lijzig-gerekt... do... re... mi... dromerig in de stilte... en ook sloeg 'r 'n deur open, ergens achter op de gang, luid schreien verscheurde even de schoolrust... klompen-ge-kletter op de stenen... slag van de buitendeur... 'zeker een weggestuurd,' dacht 't jongetje.
En dan noemde de meester z'n naam... en een moment duizel-draaide alles rond hem henen... schenen de banken schemerig te verzinken... en hijzelf ook... wèg ... wèg...
Maar dat duurde kort en plichtmatig ving hij aan, z'n stem schor-hokkend:
'Omstreeks die tijd kwamen er predikers in ons land... vrome mannen...
Do... re... mi... dreunde 't uit de gang... Zacht verbibberde z'n stem tot onhoorbaar gefluister...
'Luider,' straf-beval de meester...
... Die medelijden hadden met de ongelukkigen, welke God en...
Daar was 't woord... de naam, de vreselijke die hij te schuwen had, die vader niet eens had gezégd, alleen aangewezen met dreigende vinger.
't Jongetje lichtte, de vinger nog plichtmatig op z'n blaadje, 't hoofd op en zag met grote hulpvragende ogen de meester aan...
'Nou,' ongeduldigde die... 'staat 'r niks verder?' En
72