komen op de witte muur in de klas, tussen de kaart-van-Nederland en de scheurkalender, juist vlak voor z'n ogen en die hand zou daar akelige woorden neerschrijven, zoals eenmaal bij die slechte, dronken koning, waar 'm de Rebbe van had verteld op 't Joodse school en waar-ie toen zo akelig van had gedroomd... Nee... nee... hij durfde niet... God wou 't niet, had vader gezegd... God zou 't zien en horen... en 'm straffen... God strafte immers altijd en alles...
't Jongetje zuchtte.
Meester liet altijd lezen op de rij af; hij zou vandaag de vierde beurt krijgen. De vorige maal waren ze bij Dirk Willems gebleven... na Jaap Scholten... en Kees de Boer... en Niek van Roojen kwam hij... En hoe-ie 't nou uitrekende... 't was uit te rekenen, omdat meester bijna altijd iedereen tot 'n nieuwe-regel liet lezen... dat vreselijke woord... dat woord, dat hij niet zeggen mocht... hij alleen niet... dat woord zou in zijn leesbeurt komen. Als Niek van Roojen 't zei, als Wim de Vries, de jongen na hem, 't zei, dan gebeurde er niets... zij waren geen Joden, zij mochten zeggen, wat ze wilden... alleen... als hij... 't zei... o dan...
't Jongetje rilde...
Maar dan dacht hij weer, dat hij ook dat andere nooit zou durven... 't bekennen in de klas, ik mag dat woord niet zeggen... dat bekennen, waar ze allemaal bij waren.
Z'n buik beef-bonsde aanhoudend en z'n handen waren kil-klam van angst. Rond hem, die stilletjes en verloren daar stond, joelden de kinderen op de volle speelplaats en daarachter was de kleine, zonnige wei met 't bruine paardje... dat lustige, gelukkig dier... en voor hem de rood-bruine school met gele deuren, die zó zouden opengaan.
Wat duurde dat anders lang vandaag.
Kijk, daar was meester Bom alweer voor 't raam van de zesde en dat dee 't jongetje even terug denken aan 't gevalletje van straks, dat van Gijs van Roojen met de vlinder. Zou Gijs nu straks straf krijgen... meester Bom was zeker 'n aardige meester... hij keek altijd vrindelijk en na twaalven floot-ie in de gangen... en wat was-ie dik in z'n grijze vest met de bungelende gouen ketting. De
65