besvrouw, die vond, dat ze al genoeg dee voor 'r onnozele drie-stuivers, niet nog 'n keer extra roepen.
Vader en de jongens slobberden haastig, verlaat, de drabbige, half-gewarmde koffie en dan gingen ze koud en humeurig naar Sjoel.
Later, toen de vrouw weer kwam, om de lamp te doven, bracht ze ook meteen de kachel in orde, zodat de kamer al gauw behaaglijk-warm werd, de koffie boven-op lekker aan 't pruttelen ging.
En beter in 'r humeur nu, bleef ze nog wat babbelen en de moeder schonk kommetjes koffie, gaf daar, gul, haar eigen baksel bij en 'n handje apenmangelen voor 't grut thuis.
De meisjes hadden terwijl zich aangekleed in hun hard-rode Sjabbes-jurken met eender garneersel van al-eens-gebruikt, vaal-zwart biesband; de een droeg daarbij een groen, de ander een blauw kastoren-hoedje en op ieder daarvan parmantigde 'n glimmend-geel piek-veertje dat in 'n stijf rosetje vastgenaaid zat. Hun knappe, grijze manteltjes waren uit 'n héél grote avondmantel van 'n héél verre nicht-van-moeder, die 'm daarvoor gegeven had, door de naaister geprutst, maar er zaten grote, glimmende knopen op en ze hadden allebei nieuwe, bruin-en-rood gestreepte wollen-wantjes aan.
Zo uitgedost kwamen ze de kamer binnen-stappen om zich te laten kijken. Het was hun gewone Sjabbesmorgen-vermaak, tegen schooltijd de weg op te wandelen, als twee deftige nufjes, die niets te doen hebben, mooi aangekleed uitgaan en de anderen tegenkomen, die in hun oude plunje naar school en leren moeten. Ze keken dan de school met vreemde ogen aan, juist of 't helemaal hun eigen niet meer was. Maar op de speelplaats mochteji ze niet komen, na 't geharrewar en de ruzie, die dat 'n paar maal achtereen gegeven had. Waren de anderen binnen-gegaan, dan kuierden ze langzaam-aan terug en met 'n ommetje naar 't Sjoel-plein, waar ze vader en de jongens weer oppikten. Daarna samen naar 't warme huis terug.
De moeder inspecteerde haar meisjes, en de Sjabbesvrouw knikte goedkeurend. 'Jullie ziene der petent uit, hoor...! Nieuwe hoeje?'
48