waar... hij doet-et zellef...'
'Zal-'k me eige kriebele?' nijdigde Jozef, meteen uitproestend om 't idee.
'Stilte,' bulderde opnieuw de Rebbe en dreigde met de knoeststok. 'De eerste de beste, die een woord zegt...'
Dan op wat bedaarder toon weer, kondigde hij aan: "k Begin bij de kleintjes.' Hij zag de banken langs en z'n oog bleef rusten op 'n klein, idiotig kereltje, die alleen maar aan 't tumult had meegedaan en onnozel meege-tierd, omdat-ie 't de anderen ook zag doen, en die al weer heel zoet, met gevouwen handjes, op 'n punt van een der lange banken zat.
'Meiertje,' schrok 'm de Rebbe op... 'jij.' 't Sullig ventje zag op, de blauw-omkringde ogen in ziekelijk-bol gezichtje ontsteld naar de oude man.
Langzaam vroeg die... 'wat is de betekenis van... van...' even bedacht hij zich, de ogen op 't blikken fonteintje aan de muur... voltooide dan z'n vraag... 'van Jom-Kippoer?'
'Weit-niet' zei 't ventje met 'n onnozele grijns. En hij wist 't ook niet, 't stumperige ventje, had in z'n schrik nauwelijks de vraag begrepen, maar de Rebbe, geprikkeld, denkend, dat ie weer opnieuw voor de gek gehouden werd, stoof woedend op, schreeuwde... 'er uit... in de kast.'
Hevig ontdaan begon 't kereltje, dat haast nooit iets wist en gewoonlijk daarover niet erg hard gevallen werd, te grienen, dreinde met luid gebrul en gesnuif. 'Boe... boe,' bauwden de anderen na. De Rebbe sprong op, wit van toorn, greep 't arme idiootje bij de arm, sleurde 'm de grote, duf-donkere muurkast met dubbele deur in... smeet de deur in 't slot.
De klas - of eigenlijk waren 't er zès verschillende -bulderde... als te voren tierden ze dooreen en 't huilen van 't jongetje in de kast accompagneerden ze met 'n geweldig koor van 'boe... boe.'
En weer beukte de stok op 't tafelblad, krijste de oude man, z'n stem bevend van zenuwachtige woede... 'stil, stil.'
Maar er was voor 't ogenblik geen houden aan.
Izakkie zwaaide zich over de bank, stopte z'n zusje op
22